Aantekeningen betreffende de Rotterdamse Kopermolen en andere kopermolens van de familie de Jongh. ;Beschrijvingen van de Kopermolen door bezoekers en buitenstaanders

Hardonk:
blz. 198: In 1779 brengen enige reizigers tijdens een 'toertje' door Gelderland een bezoek aan de kopermolen van de heer de Jongh te Wenum waar 'het oude koper gesmolten, in vormen gegoten en tot platen geslagen wordt. Het water (..) doet de groote blaasbalgen en de ontzaggelijke beukhamers bewegen: het vuur van houtskolen, die hier ook bereid worden, is verschrikkelijk, en men is verwonderd dat mensen het lang daarbij kunnen uithouden. De baas was evenwel een gezond man en had 6 frissche kinderen'.
[Wat is het brondocument? ]

blz 198 onderaan: ..reisverhaal uit omstreeks 1850 .... 'En volkomen zal een ieder (hiermede) instemmen wie zich herinnert hoe toenmaals dit landgoed met hoog geboomte, uitgestrekte vijvers en eigenaardig uit vijf aaneengebouwde paviljoens gevormd heerenhuis lag als een oase aan den eenzamen weg op de onmetelijke heidevlakte.'
[Wat is het brondocument ? ]

blz 199 Al eerder (1841) hadden de predikant Heldring en zijn reisgenoot Graadt Jonckers een bezoek gebracht aan de molen. Helding schrijft:' Wij bezochten de kopermolen aan gene zijde van het Loo. Ofschoon vreemdelingen, werden wij als bekenden ontvangen, ofschoon slechts omdwalende en zoekende naar hetgeen ons hier of ginds zoude kunnen bekooren - bekenden wij beiden dat het ons op onze gansche reis nergens zoo aangenaam geweest was als hier. Ofschoon de regen allerhevigst was, en donkere wolken elkander opvolgden, was het ons als of wij in zonneschijn rondwandelden, zoo lieflijk is het geheel in zijnen eenvoudigen smaakvollen aanleg. Op het bergje gezeten[mogelijk de heuvel van de Ijskelder], waar het oog over een effen water met wellust op heuvelen en bosschen rust, was het er ons zoo aangenaam, dat ik geen tweede plekje mij weet te herinneren, waar ik op ons togtje met meer genoegen toefde. De kopermolen stond stil, doch de werklieden zullen hun brood wel vinden in de velden, die hier bereid worden voor den toekomstigen oogst'

Craandijk 'wandelingen door Nederland' deel IV: blz. 355 en 356; 1875-1884
Ruw en Woest, vol indrukwekkende majesteit is het landschap. Maar opeens verandert het. Wij zijn het bosch, dat voor ons ligt genaderd. Een barre zandweg loopt er dwars voorbij, en zie nu eens, hoe frisch en vrolijk het beekje voorstroomt onder de takken, driftig schuimende watervalletjes vormend en brekend over de groote steenen, die het in zijn bedding ontmoet. Zonderling zien die steenen er uit. Zoo levert de heide ze niet, zoo zwart en blaauw en geel geaderd en gestreept! Koper erts is het, wat wij hier vinden in de beek. Het bosch behoort tot het aanzienlijke landgoed: de Rotterdamse Kopermolen, waar in 1740 een belangrijke koperpletterij werd gevestigd en thans een fabriek van houtbereiding in werking is. 't Is een fraaije buitenplaats, met hoog en digt houtgewas, van slingerpaden doorkruist; en langs den schaduwrijken weg schiet het beekje lustig voort, totdat het bij een brugje kletterend naar beneden stort. Nu zien wij ook den witten molen, met het roode dak en het wentelend rad, half onder 't groen verscholen, en getuigde dat rad niet van de bestemming van het vriendelijke gebouw, wij zouden 't eer voor een heerenhuizinge groeten, want voor den gevel prijken beelden, helder afstekend tegen den donkeren achtergrond. Toch is 't het heerenhuis niet, evenmin als hier nog de hooftoegang is tot het goed. Dien vinden wij een weinig verder, door een deftig ijzeren hek, tuschen zware, met vazen versierde steenen pilasters, die den naam de Rotterdamsche Kopermolen met groote letters dragen. Van hier leidt een breede laan naar het huis.

litho van P.A. Schipperus

<<< Terug <<<